Voor de stengels:
300 g tarwebloem patent
plus een beetje
bloem voor het bestrooien
150 g roggemeel
1 tl anijszaad
8 g fijn zout
10 g verse gist
(bakkersgist)
250 ml donker bier
2 tl karwij
1 tl grof zout
Alle ingrediënten – ook
de gist – moeten
op kamertemperatuur zijn.
Voor de soep:
500 ml Zillertal
Imperial
Hell
(of licht
pils)
250 ml runderbouillon
130 ml melk
30 g tarwebloem patent
2 eidooiers
3 el gepeperde olijfolie
zout, witte peper,
honing voor het
op smaak brengen
Vermeng voor de stengels beide meelsoorten,
anijs en zout in een kom. Brokkel er gist
in en overgiet dit met bier en
100 ml water. Kneed alles gedurende 8 minuten
tot een glad deeg (gaat het best met een
keukenmachine). Dek het af met
een vochtige theedoek en laat het 2 uur op een
warme plaats rijzen.
Tip: Idealiter rijst het gistdeeg bij 25 °C tot
35 °C op een niet-tochtige plaats. Bij lagere
temperaturen gaat het proces langzamer,
vanaf ca. 40 °C beginnen de gisten dood te gaan.
Verdeel het deeg vervolgens in acht even grote stukken
en rol deze op het licht met bloem bedekte
werkblad uit tot dunne rechthoeken. Rol het
deeg in de breedte op en plaats het op een met
bakpapier bedekte bakplaat. Dek het
af met een vochtige theedoek en laat het nogmaals
30 minuten rijzen.
Verwarm de oven voor op 220 °C
(boven-/onderwarmte). Bestrijk de stengels met water en
bestrooi ze met karwij en grof zout.
Bak ze 15 minuten in de oven goudbruin.
Doe ondertussen voor de soep runderbouillon
en bier (allebei koud) in een pan. Roer
melk, meel en eidooiers samen glad en roer
ze met een garde door de soep.
Verhit vervolgens de soep en laat deze sudderen tot de soep
indikt. Breng de soep op smaak met zout,
peper en honing. Haal de pan van het
vuur en schuim de soep op met een staafmixer.
Dien de soep op in kommen, druppel
er olijfolie op en serveer de soep met de
bierbroodstengels.